Sophie de Schaepdrijver -
over‘n bezet land: België 1914-1918
Sophie de Schaepdrijver (1961 Kortrijk, België) studeerde geschiedenis in Brussel. Later promoveerde zij aan de Universiteit van Amsterdam en werd benoemd tot hoogleraar moderne Europese geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Leiden. Na een periode van vier jaar vertrok zij naar Amerika om docent te worden aan de Pennsylvania State University. Bijna tien jaar verbleef zij in de States. Vanaf september 2005 is ze voor de periode van een jaar fellow aan het prestigieuze Netherlands Institute for Advances Study (NIAS) te Wassenaar.
Sophie de Schaepdrijver was al eerder te gast bij Prometheus in Terneuzen. In september 1999 voerde zij de zaal op een bevlogen wijze mee naar de periode van de Eerste Wereldoorlog in het koninkrijk België.
Als rasvertelster hield zij het publiek urenlang in de ban en vertelde boeiend, aanschouwelijk en wetenschappelijk onderbouwd over de invloed van de wederzijdse propaganda tijdens de Groote Oorlog.
Zij schreef een adembenemend boek over de Grande Guerre, die zich in 1914 in Vlaanderen, en van de Noordzee tot Zwitserland als een gifslang door een moestuin voortbewoog en uitliep op een loopgravenoorlog aan de IJzer, de Somme en Verdun. Een oorlog waarvan de geschiedenis gaandeweg werd gemythologiseerd en geïdeologiseerd. Deze oorlog is voor de Vlamingen nog altijd een obsessie, een paranoia.
In haar boek De Groote Oorlog rekent Sophie de Schaepdrijver af met opgeblazen mythes en hardnekkige verhalen over leed en heldhaftigheid. Het boek werd alom bejubeld en bekroond met de Arkprijs van Het Vrije Woord. Haar schrijfstijl is vlot, haar taalgebruik zeer begrijpelijk en de vele pittige details en anekdoten houden de spanning erin.
(uit: Elsevier, nummer 35)
Haar volgende grote boek gaat over de geschiedenis van de renteniers in de negentiende eeuw.
Sophie de Schaepdrijver: “Ik heb het gevoel dat er een geschiedenis van de ambitie is te schrijven. Ambitie is niet door de eeuwen en culturen heen hetzelfde geweest. Ik ben geïnteresseerd in de vraag: wat wordt nu – en wanneer en door wie – beschouwd als het goed geleefde leven? Het leven waar het licht niet onder de korenmaat blijft. In de negentiende eeuw was er binnen de westerse burgerij een vrij grote groep die zich terugtrok in de luwte. De renteniers omhelsden het dilettantisme en het amateurisme. Ze waren vaak heel druk bezig, maar niet professioneel. Ze namen eventueel bekrompen omstandigheden voor lief, maar bleven wel tot de burgerij behoren. De renteniers waren het contrapunt in de geschiedenis van de ambitie.”
|